Correspondence of a boy from a Japanese concentration camp
2 manuscript letters and 2 cards from Hans te Riele to his mother Bep te Riele and his five sisters from the Tjimahi boy's camp and one from his mother to him from Tjideng, all 1945, 3 in Malayan, 2 in Dutch. Added: 5 banknotes incl. Tien Cent, Half Gulden and Een gulden note of the Japansche Regeering.
The extensive letters provide a good view of the reality of camp life, seen through the eyes of a young boy. "We hadden hier eerst een betere jap als later de tweede jap had de eigenaardige gewoonte om ons een paar weken achter elkaar 20 wandluizen per persoon te laten vangen en als er een paar jongens geen hadden moesten zij elkaar slaan nou ons huis kon er maar 1 dagen leveren en toen gingen we maar bij anderen vangen. op het laatst waren er geen wandluizen meer en toen werden ze van de andere kampen ingevoert ik heb zelf gelukkig geen last van honger oedeem gehad en ik hoop dat jij er gauw vanaf mag zijn." The second letter recounts the liberation and food. "Toen bij ons de geruchten gingen van de Vrede zaten we allemaal in spanning totdat ons Jappans kamphoofd het zich liet ontvallen dat de oorlog afgelopen was toen het bekend gemaakt werd hebben we allemaal het Wilhelmes gezongen. Ik heb zelf ook nog in het Militair hospitaal gelgen om dikker te worden (...)."
*Hans te Riele was the son of Hendrikus Johannes te Riele and Bep van Altena and before the Japanese occupation lived in Buitenzorg. Hennie was a soil scientist and was called to military service at the time of the Japanese invasion. As a prisoner of war he worked on the Burma Railway. In 1943 he became sick and after two months died at the Kinsaiyok camp. Hans's mother was interned at camp Tjideng with her daughters Marieke, Atie, Elizabeth, Hanneke and Guus. They survived the war. (source: NIOD)