Pieter Toornenburgh (born c. 1749). "Een request aan zyne Majesteit den Koning (...)"

Calligraphed petition for clemency, on a quire of 5 lvs., the first leaf pre-printed specifically for this purpose, with blindstamped seal (issued at "9e van Wijnmaand 1809"), and signed by the convict Pieter Toornenburgh and dated "Amsterdam, den 31 ste van Wijnmaand, 1809" in pen, the calligraphed text itself on 3 pages (recto only), signed at the end "Onderdanigste Gevangnen, Pieter Toornenburgh, Oud LX Jaaren", small folio size.

Calligraphed document from the time of King Louis I, on the first page with a small annotation in pen: "Renv. au rapport du Ministre de la Justice en de la Police 22 Nov. 1809. Par ordre du Roy No. 25." signed J.P. van Wicquefort Crommelin. The RKD lists P. Toornenburgh active 1792-1799, with an example of his calligraphic and drawing art from 1793. The Amsterdam Museum owns a so-called "Changementskastje" in bookform, made by Toornenburgh (dated 1764-1784). Our manuscript starts with a finely calligraphed dedication: "Aan Zyne Koninklijke Majesteit Lodewijk Napoleon. Koning van Holland. Connstable [sic] van Frankrijk. Sire!". According to his plea, Pieter Toornenburgh was banished from Amsterdam, but could return after 7 years with some restrictions. He argues that his 82-year-old mother and his wife and children need him badly in order to not descend into terrible poverty. His profession is that of manufacturing "Monumenten met de Penne". "Ik bidde (...) onder u koninkyk oog te moge brengen, en door myne Yver te doen zien, dat ik met geen slechte intrigues, in Amsterdam gekomen ben. (...) Maar ik had het ongeluk, van des avonds geapprehendeerd te worden, over de infractie van bannissement. (...) Onderdanigste gevangenen, heeft nu reeds den tijd van ruim tien maanden, in dezen benauwden kerker doorgebragt. Den grootsten dank ben ik verschuldigd, aan den Wel Edelen Heere E. Sieburgh, Directeur der Gevangenis, voor zyne menschlievende behandeling, zyne goedheid schonk myn het lichtm en stelde my hier door in staat, myne kunst eenigszins te kunnen uitoeffenen. Ik verdubbelde hier op myne yver, en in weerwil der ongeschiktheid, van den kerker tot eenige kunst, wende ik alle pogingen aan, om een monument voor Uwe Koninglyke Majesteit! te vervaardigen. Ach! ik bidde dat hetzelve moge medewerken, om (...) uwe Majesteit, tot Gratie te beweegen!". He also addresses A. Hugenpoth tot Aerdt, "Minister van Justitie en Politie".