Beheer

LOT 181
SOLD €440,00

Mey, H.W. van der (1842-1914). "Enkele herinneringen aan mijn Levantreis in 1907"

Extensive manuscript travel journal, title followed by 224 p., 33 lines to the page, written in a lined paper notebook, orig. wr., front wr. w. "Mijn Levantreis door H.W. vd. Mey" in pen and printed address N.V. Amsterdamsche Boekhandel, 8vo. Wrappers and final 2 quires loose, wr. frayed/ dam. (brittle paper).

Hendrik Wolfgang van der Meij was soldier, writer and literary reviewer. In this interesting, detailed and apparently unpublished account as the only passenger on board a trading ship (see the top of p. 5 and p. 144), he recorded every noteworthy fact, starting w. "Aan boord van de "Pollux", 3 Maart 1907" and ending w. "Nu wacht Smyrna. Cetera desunt". On page 2 he mentions the ship the Berlin, that operated from Hoek van Holland and was wrecked there on 21st February 1907: "Langzaam dreven wij voort en precies 5 minuten voor twee lagen wij buitengaats juist naast hetgeen over was van de eenmaal zoo mooie Harwichboot. De mist gedoogde dat wij de ruïne even zagen. Eenige tientallen menschen stonden bij dit voorwerp van nu publieke vermakelijkheid te keuvelen, een stuk of wat schimmen beklommen 't dak of wandelden er reeds. Een mast hoog en slank boven het geelgrijze water zich (?) gaf de andere helft van het drama te denken. (...) Het wrak bevond zich aan stuurboord. Aan bakboord vertoonde zich de reusachtige omtrek van een stil liggend schip. 't Bleek te zijn de Rendjani van de Lloyd welke door de mist was vastgelopen, 't Schip zat als een muur." These circumstances explain why Van der Mey's own departure was delayed, he also mentions the delay of the Nieuw Amsterdam. The report of what happened on 5 March and 6 March respectively start on p. 9 and p. 14, indicating how detailed the author records his journey. "Van morgen zwierven er een paar kleine walvisschen rond. Met den kijker kan men ze duidelijk waarnemen. (...) Zeeslangen zien we nog niet. Geen der bemanning heeft tot dusver een exemplaar onder ogen gehad, zoomin als een vliegenden hollander of eene echte zeemeermin." (p. 21, 7 March). On March 10, the ship passes through the Strait of Gibraltar. "Ik gluurde eens in het Journaal om er achter te komen, hoe die heeren zeelui het weer [very bad weather in this case] gisteren officieel betitelden. Ik wilde dit weleens weten, daar zooals 't maar gaat, tegenover passagiers anders verteld wordt dan de werkelijkheid. Zoo lees ik dan daar:" (followed by the notes of 6 watches, p. 44 ff., 13 March). Van der Mey also records the ship's log of 14 March, on p. 54. The account continues with extensive descriptions of visits to Malta and Greece. "De moslim, die iets heeft daargesteld, wat naar zijn mening op een huijs lijkt, gaat er in en laat Allah voor het onderhoud zorgen. 't Staat eenmaal en zooals Allah er mee doet, is 't welgedaan. Valt het, dan valt het, zoo niet geheel dan in brokken. En is 't een Jood, die zoo'n stuk architectuur heeft in elkaar geprakkezeerd dan zal Jawèh Elohiem er wel op passen." (p. 110-111, 22 March)." Van der Mey describes matters concerning Muslims (for example "ieder goed Muselman is antialcoholist") and (extensively) Jews on a number of other occasions in his journal (for example: "ik heb gezien dat er niet alleen een Ghetto is maar ook een fijne Jodenbuurt"), meanwhile mentioning the places Jerehini and Polycharis that he visits. The journey continues describing the passage through the Dardanelles, followed by a very extensive separate chapter on Constantinople and the Bosporus (p. 149 up to the end, not dated).

Please log in or sign up to place a bid or add to favourites!

Newsletter

Subscribe to our newsletter to stay updated with our upcoming auctions.
Search

Search By: